Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bank·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bankman bankmannen
banklui
banklieden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bankmanm

  1. iemand die bij een bankwerkt
     LOH-programmamaker Bertus Bannink zet vanavond Rabobank-directeur Herman Eggink 'in de Schijnwerper'. De opvolger van Theo Kraaijenbrink is een bankman in hart en nieren, evenals zijn vader was.[1]
     Knapperige friet is in deze aardappelprovincie Zeeuwser dan Zeeuws. Net als verse vis. De ongekroonde, geleedpotige koning is de Oosterscheldekreeft. Uniek in zijn soort, want, zowel bestand tegen het extra koude water als tegen het minder zoute water. De start van het seizoen is een enorme happening. Bankman Gerrit Zalm verorberde dit jaar het eerste exemplaar. Tot 15 juli wordt hier duurzaam op gevist.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “'Onzichtbare' bankier nu in de schijnwerpers” (10-03-2011), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Robert B.P. van Weperen
    “Zee, land, zee” (27 mei 2015), De Telegraaf
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be