banengroei

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  banengroei    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ba·nen·groei

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  baan zn  en  groei zn  met het invoegsel -en- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	banengroei
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de banengroei m

1. toename van de hoeveelheid betaald werk dat beschikbaar is; toename van de werkgelegenheid

   • De eurozone groeit dit jaar 2,3 procent (eerder geraamd: 2,1) en volgend jaar 2 procent (eerder geraamd: 1,9). Nederland doet het met 2,9 en 2,5 procent nog beter. Brussel schrijft de extra gunstige cijfers voor ons land toe aan zowel investeringen als toegenomen consumentenbestedingen door hogere lonen en banengroei. Ook de gestegen huizenprijzen helpen.  
   • Tegelijk stijgt vooral het aantal flexibele banen. De uitzendbranche is verantwoordelijk voor de helft van de totale banengroei. De sector is daarmee inmiddels goed voor 834.000 jobs, waarmee ongeveer één op de tien Nederlanders een uitzendbaan heeft.  
   • ,,Dankzij de banengroei hebben consumenten meer te besteden, en dat doen we ook massaal. De consumptie is het afgelopen jaar weer gegroeid, vooral in de detailhandel.  

Vertalingen

    1.   

Engels: employment growth (en)

Gangbaarheid

• Het woord banengroei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.