• ban·dijk
enkelvoud meervoud
naamwoord bandijk bandijken
verkleinwoord - -

de bandijkm

  1. (waterbeheer) rivierdijk, geschikt om de hoogste waterstanden bij open rivier te keren
     In drie weken verzamelden drie inwoonsters van Voorst 2300 handtekeningen tegen verzwaring van de Veluwse bandijk. Onder druk van natuurbeschermers en omwonenden zijn twee alternatieve dijktracés ter tafel gekomen, die beide het landschap zullen onaanvaardbaar aantasten.[2]
40 % van de Nederlanders;
16 % van de Vlamingen.[3]