bandijk
- ban·dijk
- In de betekenis van ‘rivierdijk’ voor het eerst aangetroffen in 1284 [1]
- samenstelling van ban ww en dijk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bandijk | bandijken |
verkleinwoord | - | - |
de bandijk m
- (waterbeheer) rivierdijk, geschikt om de hoogste waterstanden bij open rivier te keren
- ▸ In drie weken verzamelden drie inwoonsters van Voorst 2300 handtekeningen tegen verzwaring van de Veluwse bandijk. Onder druk van natuurbeschermers en omwonenden zijn twee alternatieve dijktracés ter tafel gekomen, die beide het landschap zullen onaanvaardbaar aantasten.[2]
- Het woord bandijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bandijk" herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
16 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bandijk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Henk van Halm“De bomendijk, het bedreigde hart van landgoed De Poll”, jrg. 50 nr. 14480 (14 januari 1992), Trouw, p. 6
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be