Nederlands

 
Bamboeboszanger (Abroscopus superciliaris, afbeelding door John Gerrard Keulemans)
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • bam·boe·bos·zan·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bamboeboszanger bamboeboszangers
verkleinwoord bamboeboszangertje bamboeboszangertjes

Zelfstandig naamwoord

de bamboeboszangerm

  1. (zangvogels) Abroscopus superciliaris   een vogel in de familie van de Cettiidae  . De bamboeboszanger is een 11 cm lang vogeltje, met een citroengele borst en olijfgroene bovendelen. De keel is wit en de kop is bovenop donker met een opvallende witte wenkbrauwstreep
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie