• bal·mon·dig
  • Samenstellende afleiding van bal en mond met het achtervoegsel -ig ??
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen balmondig balmondiger balmondigst
verbogen balmondige balmondigere balmondigste
partitief balmondigs balmondigers -

balmondig

  1. (verouderd) beroofd van voogdijschap
    • Zij wist niet (...) dat zij geschandvlekt stond als een overspeelster die (...) balmondig verklaard werd (Genoveva 386). [1]
  1. De taal van Stijn Streuvels. Deel 2. Verklarend woordenboek (1970) [1]