ballotage
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bal·lo·ta·ge
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het balloteren’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Naamwoord van handeling van balloteren met het achtervoegsel -age [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ballotage | ballotages |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de ballotage v
- het stemmen over iemands toelating bij een sociëteit of vereniging
- De ballotage bepaalde of hij lid mocht worden.
- (België) een herstemming
- Wij eisen een ballotage!
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord ballotage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ballotage" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "ballotage" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ballotage op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be