balkanvliegenvanger

Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • bal·kan·vlie·gen·van·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord balkanvliegenvanger balkanvliegenvangers
verkleinwoord balkanvliegenvangertje balkanvliegenvangertjes

Zelfstandig naamwoord

de balkanvliegenvangerm

  1. (zangvogels) Ficedula semitorquata   een zangvogel uit de familie van vliegenvangers (Muscicapidae). Het is een vliegenvanger die sterk lijkt op de withalsvliegenvanger die broedt in Zuidoost-Europa, Klein-Azië en het Kaukasusgebied tot in noordwestelijk Iran en 's winters naar Afrika trekt
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie