Nederlands

 
muurschildering van een badtas
Uitspraak
Woordafbreking
  • bad·tas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord badtas badtassen
verkleinwoord badtasje badtasjes

Zelfstandig naamwoord

de badtasv / m

  1. draagbare zak voor opbergen en meenemen van zwemspullen
    • Bij het oprijden van de camping La Grande Métairie in het Franse Carnac (Bretagne), krijg je direct de geijkte campingbeelden. Kleine kinderen vliegen kriskras over de paden, al dan niet op hun fietsjes, zonder ook maar op of om te kijken. Her en der sloffen kampeergasten, met badtassen, boodschappen of levensgrote opblaashaaien. Soms maken ze even een praatje met een andere campinggast en blijven ze daarbij vrolijk midden op de weg staan. Bijna even onverzettelijk als de talloze menhirs die deze streek rijk is. [1] 
    • Van mijn moeder mag ik geen luchtbed mee, ze zegt dat 't door de warmte opzwelt en dan uit elkaar knalt. Zal ik het eens voordoen?” Omdat de meisjes zwijgen, voegt ze eraan toe: “Hebben jullie weleens een oorverdovende knal gehoord?” Ze graait in haar badtas die aan de voeten van de blonde man staat, naar een grote opblaasbare strandbal en begint energiek te blazen. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. De Telegraaf FRED PRUIM 16 mrt. 2015 Andere manier van kamperen in trek
  2. NRC Hermine de Graaf 10 juli 1992 Make my day
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be