badkuur
- bad·kuur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | badkuur | badkuren |
verkleinwoord | badkuurtje | badkuurtjes |
- (medisch) een medische behandeling in een kuuroord met medicinale baden
- Ik deed 35 jaar staand werk in een grafisch bedrijf. In 1990 dreigde ik in de WAO te belanden door verkrampingen, maar een badkuur in Boedapest bracht me uitkomst. Ik kon daarna weer zonder enig probleem werken! [2]
- Het effect van de badkuur was opzienbarend: bij 17 patiënten was de huid na twee weken helemaal genezen en bij negen bijna helemaal (voor 90 procent schoon). [3]
1. een medische behandeling in een kuuroord met medicinale baden
- Het woord 'badkuur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "badkuur" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf 17 jul. 2014 Als Lourdes ook vergoed wordt…
- ↑ NRC Bart Meijer van Putten 24 december 2005 Weken en smeren helpen echt bij hardnekkig eczeem
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be