• back·hand
  • Engelse ontlening: backhand.
enkelvoud meervoud
naamwoord backhand backhands
verkleinwoord - -

de backhandv / m )

  1. (sport) een achterwaartse slag met bijv. een tennisracket
    • Zijn slagen met de backhand zijn niet zo goed als die met de voorhand. 
94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
backhand backhands

backhand

  1. (sport) backhand