Nederlands

 
babypop
Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·by·pop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord babypop babypoppen
verkleinwoord babypopje babypopjes

Zelfstandig naamwoord

de babypopv / m

  1. (speelgoed) een speelgoedpop die lijkt op een baby
    • In een blauw boodschappenkrat in de hal van haar fraai gelegen woning heeft ze haar kleding en andere attributen klaarstaan. Een dikmaakbroek, de onvermijdelijke bloemetjesshort en natuurlijk een pruik. De feestverlichting zit er al in, lacht Vera Wiefferink. Ze wijs op de ouderwetse krulspelden onder een haarnetje. In de krant ligt ook een babypop. [2] 
    • Babypoppen die huilen, gevoed en verschoond moeten worden; ze zijn ooit ontwikkeld als afschrikkingsmiddel om tienermeisjes ervan te weerhouden om zwanger te worden. Maar ze hebben het tegenovergestelde effect, want er worden juist meer meisjes zwanger. [3] 
    • Het Provinciaal Instituut St. Godelieve gaat, als eerste school in Vlaanderen, tijdens de lessen verzorging werken met een realcare babypop. De pop, ook wel chip-baby, simuleert het levensritme van een baby en maakt ook echte babygeluiden. Zo huilt de pop als hij een schone luier of een flesje nodig heeft. Een apparaat rond de pols van de "pleegouder" registreert hoe goed de baby verzorgd wordt. [4] 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen