baanveger
- baan·ve·ger
- samenstelling van baan en veger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baanveger | baanvegers |
verkleinwoord | baanvegertje | baanvegertjes |
de baanveger m
- schoonmaker van een ijsbaan
- baanschuiver
1.
- Het woord baanveger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.