baäl
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ba·al
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baäl | baäls |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (Jiddisch-Hebreeuws) mannelijk iemand, met name iemand die een bepaalde werkzaamheid verricht
- (Jiddisch-Hebreeuws) afgod
Verwante begrippen
- baäl bajit, baäl habajit, baäl koree, baäl kria, baäl segan, baäl seigan, baäl tesjoeva, baäl tesjoeve, baäl tokea
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord baäl staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "baäl" herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
12 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be