• a·vun·cu·lar
  • Afgeleid van het Latijnse avunculus (oom van moederskant) met het achtervoegsel -ar.
stellend vergrotend overtreffend
avuncular more avuncular most avuncular

avuncular

  1. (familie) te maken hebbend met een oom
    «Both uncle Frank and uncle Stephen Austen had made it a point of principle to be rigorously unsentimental in the discharge of their avuncular obligations.[1]»
    Oom Frank en oom Stephen Austen hadden er beiden een erezaak van gemaakt zich rigoureus ongevoelig te gedragen bij het vervullen van hun verplichtingen als ooms.
  2. vaderlijk, vriendelijk, welwillend, tolerant
    «Thornton's reputation was that of a soft-hearted and avuncular veterinarian known for getting teary-eyed while listening to even slightly sentimental stories.[2]»
    Thornton had de reputatie een goedhartige, brave dierenarts te zijn, die er bekend om stond dat hij tranen in de ogen kreeg telkens hij naar ook maar enigszins sentimentele verhalen luisterde.
  1. David Nokes, Jane Austen: A Life;
  2. Vicki Croke, 'New leader of the MSPCA moves to tame budget woes', Boston Globe, September 20, 2003.