aspidistra
- Geluid: aspidistra (hulp, bestand)
- as·pi·dis·tra
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1891 [1]
- uit het Oudgrieks, ἀσπίς, aspis = 'schild' of ἀσπίδιον, aspidion = 'schildje' [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aspidistra | aspidistra's |
verkleinwoord | - | - |
- (bloemplanten) botanische naam van een geslacht Aspidistra van eenzaadlobbige planten: de naam wordt ook in het Nederlands gebruikt voor sierplanten in dit geslacht die als kamerplant gebruikt worden
1.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord aspidistra staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "aspidistra" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ aspidistra op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).