Aspidistra elatior
  • as·pi·dis·tra
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1891 [1]
  • uit het Oudgrieks, ἀσπίς, aspis = 'schild' of ἀσπίδιον, aspidion = 'schildje' [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord aspidistra aspidistra's
verkleinwoord - -

de aspidistrav / m [3] [4]

  1. (bloemplanten) botanische naam van een geslacht Aspidistra   van eenzaadlobbige planten: de naam wordt ook in het Nederlands gebruikt voor sierplanten in dit geslacht die als kamerplant gebruikt worden