Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·per·ge·teelt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aspergeteelt
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aspergeteeltv / m

  1. (landbouw) het kweken en verbouwen van aspergeplanten
     De aspergeteelt in ons land groeit fors. De totale oppervlakte aan landbouwgrond voor de aspergeteelt is in 15 jaar tijd met bijna 60 procent toegenomen tot 3300 hectare, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).[2]
     In de jaren 50 van de vorige eeuw kwam de bedrijfsmatige aspergeteelt op in Noord-Limburg. Het gebied was er geschikt voor door de goede zandgronden en de nabijheid van het Ruhrgebied in Duitsland als afzetmarkt.[3]
     Het ministerie van Sociale Zaken is per direct gestopt met een campagne over misstanden in de aspergeteelt. De Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie had geklaagd over de advertentiekop 'Hollandse asperges, met de romige crème van moderne slavernij'.[4]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Nederlandse aspergeteelt groeit fors” (Woensdag 8 april 2015, 08:26), NOS
  3.   Weblink bron “Meer aspergeteelt in Noord-Limburg” (Woensdag 30 mei 2012, 10:34), NOS
  4.   Weblink bron “Campagne 'asperge-slavernij' stopt” (Dinsdag 6 december 2011, 02:04), NOS