Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • art·sen·prak·tijk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord artsenpraktijk artsenpraktijken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de artsenpraktijkv / m

  1. gebouw of ruimte waar een of meer dokteren werken
     Verderop in een zijstraatje, waar je nog diep wegzakt in de modder, staat Athina de binnenplaats van haar mans artsenpraktijk, die ook leeg is, schoon te vegen. Hun familie heeft een oom verloren, deze middag is de begrafenis. Verdriet en woede klinken in haar woorden door.[1]
     Zo betrapte de Oostenrijkse politie tijdens de WK langlaufen de eerder genoemde Max Hauke op zijn hotelkamer met een infuus in zijn arm en viel de Duitse politie in Erfurt de artsenpraktijk van Schmidt binnen. Vijf mensen werden gearresteerd.[2]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Inwoners overstroomd Grieks dorp: 'Niemand neemt verantwoordelijkheid'” (25-11-2017), NOS
  2.   Weblink bron “Proces tegen brein Operatie Aderlass is grootste dopingproces in Duitsland” (16-09-2020), NOS