artsenbezoeker
- art·sen·be·zoe·ker
- samenstelling van arts en bezoeker met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | artsenbezoeker | artsenbezoekers |
verkleinwoord |
de artsenbezoeker m
- (beroep) functionaris die huisartsen, specialisten en apothekers informeert over medische of farmaceutische producten, omdat ze betaald worden door de farmaceutische industrie gaat het dus vooral om het promoten van medicijnen
- Gitta: „In de jaren tachtig waren artsen nog afhankelijk van mijn advies. Maar door de komst van internet werd dat steeds minder. Als ik een gezondheidscentrum binnenkwam, zag ik de assistent al kijken: ‘Ugh, weer een artsenbezoeker die ik moet afpoeieren.’ Daarom dacht ik: ik ga nu iets doen wat me altijd leuk heeft geleken. En dus solliciteerde ik voor stewardess. Hans vond het in eerste instantie niet zo’n goed idee.”[2]
1. functionaris die huisartsen, specialisten en apothekers informeert over medische of farmaceutische producten, omdat ze betaald worden door de farmaceutische industrie gaat het dus vooral om het promoten van medicijnen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord artsenbezoeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ artsenbezoeker op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Charlotte van ’t Wout 5 augustus 2016