artritis
- ar·tri·tis
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘gewrichtsontsteking’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
- met het voorvoegsel artro- en met het achtervoegsel -itis [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | artritis | - |
verkleinwoord | - | - |
de artritis v
- Het woord artritis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "artritis" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "artritis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ artritis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be