• ar·ties·ten·naam
enkelvoud meervoud
naamwoord artiestennaam artiestennamen
verkleinwoord artiestennaampje artiestennaampjes

de artiestennaamm

  1. naam waaronder iemand als artiest werkt maar wat niet zijn echte naam hoeft te zijn
     De volgende dag, gisteren dus, werd ik door meneer Montebello aan haar voorgesteld. Ze blijkt daadwerkelijk een dichteres te zijn. Ze heet Albane. Dat was haar voornaam, dan wel een soort artiestennaam. In elk geval achtte zij mij haar achternaam niet waardig.[1]
     Nog één ding, dat je misschien niet leuk vindt. Je moet je oude naam gebruiken, zie het als een artiestennaam. Mensen kennen Letang niet, Lauritzen zal veel beter werken in die contreien.[2]
  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 31
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767