articulatie
- Geluid: articulatie (hulp, bestand)
- ar·ti·cu·la·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘spraakklankvorming’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Naamwoord van handeling van articuleren met het achtervoegsel -atie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | articulatie | articulaties |
verkleinwoord | - | - |
de articulatie v
- (muziek) de wijze waarop overgegaan wordt dan de ene noot op de volgende
- Je kunt hier de articulatie wel wat meer legato maken.
- (taalkunde) de wijze waarop de fonemen van taal door een spreker gerealiseerd worden
- Je zult aan je articulatie moeten werken om beter verstaanbaar te zijn voor je publiek. [2]
- (anatomie) de wijze waarop beweegbare delen van een lichaam aan elkaar verbonden zijn in een gewricht
- De articulatie in het schoudergewricht staat een grote mate van vrijheid van beweging toe.
1.
- Het woord articulatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "articulatie" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "articulatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be