• ar·men·geld
enkelvoud meervoud
naamwoord armengeld armengelden
verkleinwoord

het armengeldo

  1. geld dat bestemd is om arme mensen te ondersteunen
    • Bijna negen jaar na de plotselinge dood van de Limburgse ’playboypriester’ Joep Haffmans, die verdacht werd van grootschalige verduistering en diefstal, is er weer een speurtocht aan de gang in Spanje naar een deel van het verdwenen armengeld. [2] 
    • Volkstuinen danken hun ontstaan aan armenzorg, al was hierbij van meet af aan meer dan louter naastenliefde in het spel. Begin vorige eeuw zagen de Engelsen de uitgifte van land als een humane methode om het armengeld laag te houden. [3] 
    • De 78-jarige Georges Pirard uit Anderlecht heeft gisteren de Leuvense hulpgevangenis mogen verlaten. De man die bekendstaat als de oudste dief van het land, belandde vorige week vrijdag in de cel nadat hij in de kerk van Tremelo eens te meer armengeld had willen stelen uit het offerblok. [4] 
  2. belasting die men heft ten behoeve van de armen
89 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf BJORN THIMISTER 18 mei 2016 Jacht op verdwenen geld ’playboypriester’
  3. NRC Paul Hellmann 26 juni 1993 Volkstuinders op de schopstoel
  4. De Standaard 08 FEBRUARI 2006 Oudste dief vrij onder voorwaarden
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be