architectuurstijl
- ar·chi·tec·tuur·stijl
- samenstelling van architectuur zn en stijl zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | architectuurstijl | architectuurstijlen |
verkleinwoord |
de architectuurstijl m
- (bouwkunde) een manier van bouw die kenmerkend is voor een bepaalde periode of plaats
- ▸ Dat ook de sprookjes zelf na 200 jaar nog zo levendig verteld worden, schrijft Freyberger toe aan de sobere stijl van de broers. "Ze schreven de sprookjes zonder veel bijvoeglijke bijwoorden die de verhalen aan een specifieke tijd hadden gebonden. Een kasteel is gewoon een kasteel, welke architectuurstijl moet je er zelf bij verzinnen."[2]
- Het woord architectuurstijl staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Lambert Teuwissen“'Grimms' populariteit onverwacht'” (Zaterdag 8 december 2012, 09:14), NOS