arbeidersgezin
- ar·bei·ders·ge·zin
- samenstelling van arbeider en gezin met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arbeidersgezin | arbeidersgezinnen |
verkleinwoord | arbeidersgezinnetje | arbeidersgezinnetjes |
het arbeidersgezin o
- gezin waarbij de vader en soms ook de moeder werkt in een fabriek
- In Hengelo is de wijk Tuindorp gebouwd voor de huisvesting van arbeidersgezinnen
- Het woord arbeidersgezin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.