approximeren
- ap·proxi·me·ren
- afgeleid van het Franse approximer (met het achtervoegsel -eren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
approximeren |
approximeerde |
geapproximeerd |
zwak -d | volledig |
approximeren
- Het woord 'approximeren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.