• ap·pli·ca·tion
  • Afkomstig van het Latijnse woord applicare (ap + plicare).
  • Engels zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel ap- en met het achtervoegsel -tion.
Naar frequentie 623
enkelvoud meervoud
application applications

application

  1. toepassing
  2. aanbrenging, het aanbrengen (v.e. medisch product, verzorgingsproduct e.d.)
    «The application of pomade.»
    Het aanbrengen van pommade.
  3. (economie) sollicitatie
    «Applications close Friday 13th November.»
    Sollicitaties sluiten vrijdag 13 november.
  4. (informatica) applicatie,  app zn 


  • ap·pli·ca·tion
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  application     l'application     applications     les applications  

application v

  1. toepassing
  2. (informatica) applicatie,  app zn