• ap·pel·com·po·te
enkelvoud meervoud
naamwoord appelcompote appelcompotes
verkleinwoord

de appelcompotev / m

  1. grove appelmoes met stukjes appel
     En ter afsluiting van de les schuiven ze tenslotte aan voor een lunch, waarin chefkok Frank Stehr hen laat kennismaken met de eerlijke en heerlijke smaken van verse zalm, scharrelkip, pastinaak, stoofperen en appelcompote. Maar voor Jesse leidt het geen twijfel: het lekkerst is toch wel het dessert van kersenmousse met - jawel - chocolade.[2]
     Chef-kok Jivar Misakian verrast de gasten vervolgens op een hoofdgerecht met gegrilde kalfs ribeye van de houtskoolgrill en een weckpot gevuld met zacht gegaarde sucade van Black Angus, huisgemaakte appelcompote en een jus van Rinse appelstroop.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'Wanneer komt nou de chocola?'” (12-12-2008), Tubantia
  3.   Weblink bron “Lezersmenu maart 2014 - Bistro De Kruidentuin Geesteren” (20-02-2014), Tubantia