• an·vi·ser
  • Afleiding van het Noorse werkwoord vise met het voorvoegsel an- en met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 104335

anviser

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van anvise
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   anviser     anviseren     anvisere     anviserene  
genitief   anvisers     anviserens     anviseres     anviserenes  

anviser

  1. (militair) een persoon die de inslagpunt en de waarde van een schietschijf aantoont
  2. (sport) ring-meisje