antwoordkaart
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ant·woord·kaart
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van antwoord zn en kaart zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | antwoordkaart | antwoordkaarten |
verkleinwoord | antwoordkaartje | antwoordkaartjes |
Zelfstandig naamwoord
- briefkaart met een voorgedrukt adres van de ontvanger en waarop de verzender geen postzegel hoeft te plakken
- ▸ Hoewel de omstreden posters al uit het straatbeeld zijn verdwenen (ze hangen nog wel in winkels), is de actiegroep er een online petitie tegen begonnen. De flyer bevat ook een antwoordkaart die per post kan worden verstuurd.[1]
- ▸ Alle bewoners hebben inmiddels een antwoordkaart ontvangen. Minimaal 30% van de belanghebbenden moet de kaart terugsturen, anders is het onderzoek niet geldig. Als 50% van de inzenders vóór is, voert de gemeente de blauwe zone in, naar verwachting in het najaar.[2]
Vertalingen
1. briefkaart met een voorgedrukt adres van de ontvanger en waarop de verzender geen postzegel hoeft te plakken
Gangbaarheid
- Het woord antwoordkaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Reformatorisch Dagblad verspreidt pamflet tegen zoenende mannen” (27-03-2018), NOS
- ↑ Weblink bron “Geerdinksweg baalt van parkeerders ziekenhuis” (18-05-2012), Tubantia