antivirusprogramma

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·ti·vi·rus·pro·gram·ma
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord antivirusprogramma antivirusprogramma's
verkleinwoord antivirusprogrammaatje antivirusprogrammaatjes

Zelfstandig naamwoord

het antivirusprogrammao

  1. (informatica) een programma dat computervirussen tegenhoudt en verwijdert
    • Als ik jou was, zou ik wel een antivirusprogramma installeren. 

Meer informatie

Gangbaarheid