• an·ti·chris·te·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen antichristelijk antichristelijker antichristelijkst
verbogen antichristelijke antichristelijkere antichristelijkste
partitief antichristelijks antichristelijkers -

antichristelijk [1]

  1. tegen het christendom
     Tijdens de oorlog riep Pius vele malen op tot vrede en sprak hij zich fel uit tegen antichristelijke (lees: fascistische en nazistische) ideologieën. Maar nooit veroordeelde hij publiekelijk de Jodenvervolging, zelfs niet nadat in oktober 1943 vele Romeinse joden door de Duitsers naar Auschwitz waren gedeporteerd. Dat stilzwijgen levert hem tot op de dag van vandaag veel kritiek op.[2]
     Rosenberg was een van de eerste nazi's. Hij gold als een nazi-ideoloog met extreem antisemitische en antichristelijke opvattingen. Hij bepleitte een nieuwe heidense "religie van het bloed". Tijdens de oorlog was hij minister voor de bezette Oost-Europese gebieden en hield hij zich bezig met de organisatie van de roof en het verzamelen van Joodse bezittingen.[3]
  2. passend bij de Antichrist


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Ruim baan voor onderzoek naar 'oorlogspaus' Pius XII” (Maandag 2 maart 2020, 09:57), NOS
  3.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Dagboek nazi Rosenberg gevonden” (Maandag 10 juni 2013, 03:21), NOS