• an·no·ta·tor
enkelvoud meervoud
naamwoord annotator annotatoren
annotators
verkleinwoord

de annotatorm

  1. (juridisch) iemand die een rechtsgeleerd commentaar verzorgt op een vonnis, arrest of uitspraak van een rechter of rechterlijk college
     Uit het arrest leidt de annotator, G. Mathieu, af dat het hof misschien tot een andere beslissing zou gekomen zijn, indien de vennootschap het precieze bedrag van de winstdeelname voor ieder jaar had kunnen bewijzen.[2]
     De vervolgde producent wordt dan ook door de rechtbank vrijgesproken en de vordering tot betaling van de milieutaks wordt afgewezen. De annotatoren van het vonnis wijzen erop dat de administratie beroep heeft aangetekend.[3]
  1.   Weblink bron
    J. Ramminger
    “Neulateinische Wortliste. Ein Wörterbuch des Lateinischen von Petrarca bis 1700”, adnotator op renaessancestudier.org
  2.   Weblink bron
    Luc Vanheeswijck
    “Premie bedrijfsleidersverzekering niet altijd aftrekbaar” (06/07/2000), De Standaard
  3.   Weblink bron
    Luc Vanheeswijck
    “FISCALE KRONIEK. Muzikale wenskaarten ontsnappen (voorlopig) aan ecotaks” (01/08/2002), De Standaard