Nederlands

 
angorakonijn
Uitspraak
Woordafbreking
  • an·go·ra
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans angora, een verwijzing naar de oude naam Angora voor het huidige Ankara, in de betekenis van ‘wol’ voor het eerst aangetroffen in 1821 [1] [2] [3]
1 enkelvoud meervoud
naamwoord angora angora's
verkleinwoord - -
2 enkelvoud meervoud
naamwoord angora -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het angorao

  1. (dierkunde) benaming voor huisdierrassen met lang, zijdeachtig haar
  2. (materiaalkunde) wol van het angorakonijn of de angorageit
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen