Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·chor·man
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vaste presentator’ voor het eerst aangetroffen in 1988 [1]
  • Uit het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord anchorman anchormen
anchormannen
anchorlui
anchorlieden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de anchormanm

  1. (media) (beroep) een vaste presentator van een dagelijks uitgezonden nieuwsrubriek/journaal op televisie
    • Hij is sinds jaar en dag de anchorman van Studio Sport. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen