• am·bu·lan·ce·dienst
enkelvoud meervoud
naamwoord ambulancedienst ambulancediensten
verkleinwoord - -

de ambulancedienstm

  1. organisatie die zich toelegt op ziekenvervoer
    • Hoofdzaak is dat de "eerste minuten" van een noodhulp melding [sic!] door zowel de brandweer, de ambulancedienst als de lokale politie is verzekerd. [2]
    • Er is ook een ambulancedienst die per motor patiënten kan ophalen. [3]
  2. (militair) inzet bij eerste behandeling en vervoer van gewonden
    • (…) prof. dr. F.M.J.A. Roels liet zich in 1942 keuren voor ambulancedienst aan datzelfde Oostfront, maar tot werkelijke dienst is het bij hem niet gekomen. [4]
    • Hij legde er de nadruk op dat iedere taak in oorlogstijd een krijgsverrichting is. Ook ambulancedienst, ook het verspreiden van post of het rondbrengen van voedsel. [5]