alvorens
- al·vo·rens
- In de betekenis van ‘onderschikkend voegwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1674 [1]
- samenstelling van al en vorens [2]
alvorens
- luidt een handeling in die in de tijd voorafgaat aan die van de hoofdzin
- Alvorens hij te bed ging, dronk hij eerst nog een kop rooibosthee.
- Alvorens B te doen, deed hij eerste A.
- ▸ Omdat overal besmettelijke Giardia-parasieten in het water konden zitten, was het noodzakelijk om het water te zuiveren alvorens het te drinken.[3]
1. luidt een handeling in die in de tijd voorafgaat aan die van de hoofdzin
- Het woord alvorens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "alvorens" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "alvorens" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ alvorens op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be