Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·pi·nis·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord alpiniste alpinistes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de alpinistev

  1. vrouwelijke bergbeklimmer
    • Reddingswerkers hebben een Franse alpiniste in de Pakistaanse Himalaya weten te redden van 7400 meter hoogte. Ze was met haar Poolse partner de als zeer gevaarlijk bekendstaande berg Nanga Parbat opgegaan. [1] 
    • Afgelopen woensdag verongelukte een 32-jarige alpiniste uit Duitsland op de Piz Bernina. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen