Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • berg·be·klim·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bergbeklimster bergbeklimsters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bergbeklimsterv

  1. (sport) vrouw die een berg beklimt
     De familie van Maria Strydom kan nog steeds niet geloven wat er is gebeurd. De Australische bergbeklimster kwam zaterdag om het leven op de Mount Everest. In een interview met de Australische televisie zegt haar moeder dat ze nog naar het vliegveld was gekomen om haar uit te zwaaien, iets wat ze normaal gesproken nooit deed.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'Ik heb haar nog gezien voor ze vertrok'” (Maandag 23 mei 2016, 12:03), NOS