Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·ler·eerst
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen allereerst
verbogen allereerste

Bijvoeglijk naamwoord

allereerst

  1. komend vóór elk ander
    • Hoe kan het dat opvolger Benedictus XVI wel onmiddellijk optrad tegen deze Maciel? Ieder antwoord roept weer nieuwe vragen op. Een allereerst, kort onderzoek naar deze strenge priestercongregatie was er in maart. In opdracht van paus Benedictus bogen vijf bisschoppen zich over de corrupte boedel. [1]
    • De allereerste leerling die klaar is met zijn proefwerk krijgt een punt extra. 
    • Maar hij wantrouwde hem in de allereerste plaats. Omdat Pradelle van aanvallen hield. Stormenderhand nemen, bestormen, veroveren, hij deed niets liever. [2] 

Bijwoord

allereerst

  1. geheel op de eerste plaats
    • Allereerst wil ik een woord van dank spreken voor alle medewerkers die dit project mogelijk gemaakt hebben. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Slingerland, M.
    De kardinaal wacht een treurige klus (28 oktober 2010) op website: trouw.nl
    ; geraadpleegd 2018-09-05
  2. Lemaitre, Pierre
    Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 13
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be