afzetbaar
- af·zet·baar
- Naamwoord van handeling van afzetten met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | afzetbaar | afzetbaarder | afzetbaarst |
verbogen | afzetbare | afzetbaardere | afzetbaarste |
partitief | afzetbaars | afzetbaarders | - |
afzetbaar
- met de mogelijkheid om te kunnen afzetten (in alle betekenissen)
- De dictator had de wetgeving zo veranderd dat hij niet meer afzetbaar is met democratische middelen.
- Deze medicijnen zijn zo duur dat ze niet afzetbaar zijn in arme landen.
- Het woord afzetbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.