afvragen
- af·vra·gen
- samenstelling van af bw en vragen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afvragen |
vroeg af |
afgevraagd |
zwak -d
klasse 6
|
volledig |
afvragen
- wederkerend: zich ~: zichzelf een vraag stellen
- Ik heb mij zo vaak afgevraagd wat de reden daarvoor is.
- ▸ Constant was ik met mezelf in gesprek over praktische zaken, zoals hoeveel water mee te nemen en wat te doen als ik zou verdwalen, tot mezelf afvragen of ik niet te ver was gegaan door mijn gezin zo lang te verlaten.[1]
- ▸ Gedurende de rit naar huis had zij zich afgevraagd waarom Dorien zich opeens aan regels hield die zij niet zelf had opgesteld.[2]
- wederkerend: zich ~: vraagtekens plaatsen bij
- Ik vraag me af of uw opvatting wel juist is.
- ▸ Wat ik me elk jaar rond deze tijd steeds afvraag, is of we bepaalde figuren nog wel uit moeten nodigen.[2]
1. zich ~: zichzelf een vraag stellen
2. zich ~: vraagtekens plaatsen bij
- Het woord afvragen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afvragen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ 2,0 2,1 “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be