• af·van·dings·ka·nal
  • Samenstelling van de Deense zelfstandige naamwoorden afvanding en kanal met het voorvoegsel af-, met het achtervoegsel -ing en met het invoegsel -s-
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   afvandingskanal     afvandingskanalen     afvandingskanaler     afvandingskanalerne  
genitief   afvandingskanals     afvandingskanalens     afvandingskanalers     afvandingskanalernes  

afvandingskanal, g

  1. afwateringskanaal, ontwateringskanaal, ontwateringstocht, spuikanaal