Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: gipsafval


Nederlands

 
1. Een berg afvalgips bij Voskresensk   in Rusland.
Uitspraak
Woordafbreking
  • af·val·gips
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afvalgips -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het afvalgipso

  1. verontreinigd calciumsulfaat dat als onbruikbare reststof overblijft bij chemische productie
     Die twee oude fabrieken loosden samen 700.000 ton gips per jaar op de Nieuwe Waterweg. Omdat dat afvalgips ook zware metalen, waaronder cadmium, bevatte, waren deze lozingen in toenemende mate een doorn in het oog van de milieubeweging, de overheid en het grote publiek, dat juist in die jaren steeds gevoeliger werd voor milieu-onderwerpen [sic!].[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Ernst Homburg
    “Groeien door kunstmest: DSM Agro, 1929-2004” (2004), Uitgeverij Verloren, Hilversum, ISBN 9789065508195, p. 240 kol. 1 op nrc.nl