• af·ten·rø·de
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   aftenrøde     aftenrøden     aftenrøder     aftenrødene  
genitief   aftenrødes     aftenrødens     aftenrøders     aftenrødenes  

aftenrøde, m

  1. (meteorologie) avondrood, rode kleur in de westelijke hemel bij zonsondergang
    «Een prachtig avondrood laat zien dat de lucht in het westen helder is en dit kan de volgende dag een teken zijn van goed weer.»