• af·tel·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aftelbaar aftelbaarder aftelbaarst
verbogen aftelbare aftelbaardere aftelbaarste
partitief aftelbaars aftelbaarders -

aftelbaar

  1. met de mogelijkheid om naar beneden te kunnen tellen
    • Een aftelbaar oneindige verzameling bevat oneindig veel elementen die te nummeren zijn (de natuurlijke getallen, de zandkorrels op aarde, et cetera); een overaftelbare verzameling bevat oneindig veel elementen die niet meer te nummeren zijn (het aantal punten op een lijnstuk, de reële getallen, et cetera).[1] 
86 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[2]
  1. F.A. Muller NRC 18 april 1992
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be