aftapbaar
- af·tap·baar
- Naamwoord van handeling van aftappen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aftapbaar | aftapbaarder | aftapbaarst |
verbogen | aftapbare | aftapbaardere | aftapbaarste |
partitief | aftapbaars | aftapbaarders | - |
aftapbaar
- van een telefoon of ander communicatie apparaat: dat het afgeluisterd kan worden
- Ik word gefilmd. Als ik tank bij een benzinestation, als ik wacht op het perron, in een winkelstraat, bij een geldautomaat, als ik bij iemand aanbel. We leven tussen de flitspalen, telefoons zijn aftapbaar en traceerbaar, cookies en spyware infiltreren onze computers. Mag het verbazen dat in zo'n omgeving een tv-programma gedijt als Big brother , dat "zero privacy" in het vaandel draagt? [1]
- Het woord 'aftapbaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aftapbaar" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ De Standaard 4 maart 2006 Filip Huysegems Dokte Pulp. De angst om níet bekeken te worden
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be