• af·scheids·be·zoek
enkelvoud meervoud
naamwoord afscheidsbezoek afscheidsbezoeken
verkleinwoord afscheidsbezoekje afscheidsbezoekjes

het afscheidsbezoeko

  1. een laatste visite die men aflegt voordat men weggaat
     «Haar nog eenmaal zien en mij dan begraven, sterven», dacht hij en hij sprak deze gedachte tegen Betsy uit, toen hij haar een afscheidsbezoek bracht.[2]
     Demonstraties bij het afscheidsbezoek van minister Plasterk aan Bonaire. De eilanders hadden meer van Nederland verwacht nu ze sinds 2010 een provincie zijn.[3]