Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ram·me·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aframmeling aframmelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aframmelingv

  1. pak slaag ook figuurlijk
    • Dat hoofdletsel zou Nohely volgens de moeder hebben opgelopen toen ze na een trap in haar maag met haar hoofd tegen de wand klapte. De kneuzingen waren van eerder datum en het gevolg van een aframmeling met een riem.[1] 
    • De aandelenbeurzen in het Midden-Oosten kregen dinsdag wel een flinke aframmeling. De hoofdgraadmeter in Saudi-Arabië spande de kroon met een verlies van 7,5 procent, gevolgd door de beurzen in Abu Dhabi en Dubai die respectievelijk 7,2 en 5,6 procent inleverden.[2] 
     Nu moesten ze mij een aframmeling geven, zo waren de regels.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. de Telegraaf 05 feb. 2017 Moeder schopt dochtertje (4); kind overlijdt
  2. de Telegraaf 16 dec. 2014 Prijs Brentolie zakt onder 59 dollar per vat
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be