afraffelen
- Geluid: afraffelen (hulp, bestand)
- af·raf·fe·len
afraffelen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afraffelen |
raffelde af |
afgeraffeld |
zwak -d | volledig |
- iets snel en op een slordige manier afmaken
- Loop niet even snel bij je leidinggevende binnen om een probleem te spuien. Communicatietrainer Simon Groen: „Hoe spontaan dat ook lijkt, je wil dit gesprek juist liever gewicht geven, en niet in twee minuten afraffelen.” Kondig het dus aan. „En dan niet met een mailtje, want dat kan je manager sneller terzijde schuiven,” tipt Sevinga. Zeker als hij die dag al vier andere mails heeft gehad met een verzoek om ‘even te zitten’. „Spreek je leidinggevende in de wandelgangen aan, dan heb je al echt contact erover gehad.” Bonus: je ziet gelijk aan de lichaamstaal hoe afwijzend (of niet) je leidinggevende reageert, dus kun je je beter voorbereiden op het gesprek.[3]
1. iets snel en op een slordige manier afmaken
- Het woord afraffelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afraffelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ afraffelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Charlotte van 't Wout 4 oktober 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be