afnemend
- af·ne·mend
vervoeging van: | afnemen |
verbogen vorm: | afnemende |
afnemend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | afnemend | afnemender | afnemendst |
verbogen | afnemende | afnemendere | afnemendste |
partitief | afnemends | afnemenders | - |
afnemend
- kleiner worden van de verlichting van de maan in de periode van volle tot nieuwe maan in
- Morgen is het 's-nachts donkerder dan vandaag want er is een afnemende maan.
- achteruitgaand
- Er is een afnemende welvaart in ons land.
- [2] vervallend, degressief, slinkend
- Het woord afnemend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afnemend" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be